Tuesday, January 29, 2008

Komkommertijd

Hallo,
Heb de laatste dagen niet zo veel beleefd maar omdat jullie zich niet verwaarloosd zouden voelen schrijf ik toch nog gauw een klein blogje.
We staan momenteel op de dienst cardiologie waar het gisteren heel wat sneller ging dan gewoonlijk tijdens de zaalronde. De reden daarvoor was dat een Duitse professor er superviseerde en dat bracht wat schot in de zaak. We kregen ook wat meer uitleg en waren blij dat we eindelijk nog eens wat bijleerden. Helaas vandaag was onze Europese collega niet meer aanwezig en dus ging de tour weer zijn trage slakkegangetje als voorheen op de andere diensten. Omdat hun eindeloos gepalaver ons danig tegenstak en we ons zo nutteloos voelden zijn we dan maar weggegaan met een smoes. Vorige vrijdag hebben we een congres bijgewoond dat uitging van de Ugandan Heart Association en dus over cardiologie in Uganda ging. Het was spijtiggenoeg niet zo interessant omdat de sprekers eerst heel lange bedankingen uitspraken en er achteraf ook hele lange discussies werden gehouden waar we niet veel van verstonden en die niet zo inhoudelijk waren. Maar we hebben toch iets bijgeleerd over een hartaandoening die in Uganda veel voorkomt en gerelateerd is aan het eten van maniok en armoede. Ik denk niet dat we daar in Belgie veel mee zijn maar kom, dat was nog boeiend. Het congres vond plaats in een chic hotel en achteraf hebben we daar lekker kunnen eten dus het is toch niet voor niets geweest. Dit weekend was dus de bedoeling dat we naar de Ssese Islands gingen om daar heerlijk te relaxen op het strand maar helaas heeft het de zaterdagochtend onophoudelijk geregend en zijn we dus maar niet vertrokken. In plaats daarvan hebben we gekuist zoals ik reeds vertelde en zijn we ook naar de cinema geweest. De cinema bevindt zich hier in het grootste en meest moderne winkelcomplex van de stad, Garden City. Dit centrum opende zijn deuren in 2002, maar ziet er uit alsof het al aan renovatie toe is, zoals dat meestal gaat met moderne winkelcentra. De Ugandezen zijn ook niet echt goed in het verzorgen van wat ze hebben, dat zien we in het ziekenhuis ook. Als iets kapot gaat, tja dan is het kapot en er is precies niemand die zich afvraagt of het eventueel hersteld of vervangen kan worden. De mensen leggen zich nogal gauw neer bij de situatie en zijn heel gelaten daarin. Om terug te komen op de cinema. We zagen de film Rendition, een aanrader, ik weet niet of die in Belgie al uit is. Het is een spannende film met soms erg aangrijpende scenes. Het rare was dat het publiek voortdurend op de meest opgepaste momenten in een schaterlachen uitbarstte. Ik snap niet goed waarover dat dan ging, ofdat ze gewoon met de blanken lachen ofdat ze de ernst van de film niet doorhadden. Enfin dat was nogal vreemd voor ons, die Ugandezen hebben blijkbaar toch nogal een andere humor dan wij. Achteraf gingen we eten bij de Turk, die heel vergelijkbaar eten serveert als de turken in de sleepstraat alleen nog goedkoper. Het was al redelijk laat toen we terug naar huis gingen en blijkbaar te laat voor een matatu richting onze wijk. We moesten dus eerst door het centrum van Kampala om daar dan over te stappen op een ander busje dat van daaruit wel nog naar ons huisje reed. Kampala by night is echter heel anders dan Kampala by day. Ik voelde mij toch minder op mijn gemak met zo weinig volk op straat, veel bedelende staatkindjes die je achtervolgen en in de matatu was het dan ook al boel tussen de conductor (degene die het geld in ontvangst neemt) en een passagier en dat was allemaal niet zo aangenaam. In’t vervolg dus liever niet te laat meer door het centrum lopen of dan toch niet zonder chaperon. Gisteravond gingen we naar het National Theatre, een zaaltje waar elke maandag een band komt optreden. Het was precies of alle rasta’s en meer alternatieve types van Kampala daar verzameld waren evenals de jongere blanke toeristen. De band speelde rommelige reggae en in de concertzaal zelf was het niet uit te houden van de hitte en de allesoverheersende geur van mannelijk negerzweet. Bovendien werden we daar door menig onguur uitziende neger aangegaapt en zelf aangeraakt, Eva voelde zelfs iemand aan de rits van haar tasje zitten, dus hield ik het na een paar minuten voor bekeken. Buiten kon je de muziek toch ook horen en was het een stuk frisser. Ik snap niet dat deze plaats nu zoveel success heeft want ik vond er niks aan eigenlijk. We zijn dan nog maar iets gaan drinken met een aantal kerels die we vorige vrijdag hadden leren kennen. Een daarvan deed echter nogal lastig en begon al over vliegticketten naar Belgie en zo dus dan zijn we maar naar huis gegaan. Mannen toch he, ge geeft ze een vinger en ze pakken een hand. Ik kan er nogal tegen maar mijn twee reisgenootjes storen zich er nogal aan. Deze avond gaan we waarschijnlijk naar de gratis film in de plaatselijke Irish Pub niet zo ver van onze flat. Dat is de meetingspot voor muzungu’s hier, we hebben het voorlopig efkes gehad met de zwarten. Zo, dat was het voor nu, ik ga nog maar eens wat bonen en rijst naar binnen spelen. Tot binnenkort,
Celine

Sunday, January 27, 2008

praktische info

Voor zij die mij niet kunnen missen en graag eens zouden horen, hier is mijn telefoonnummer: +
256 775599532
de blog van Eva is gwenda-eva.blogspot.com en niet zoals voordien gepost. Daar staan veel fotootjes!

Ik ga geen lange tekst schrijven want geen tijd nu, maar toch al even vermelden dat ik niet naar de eilandjes vertrokken ben want het regent hier al heel het weekend :-(
In de plaats hebben we dan maar gewassen en gekuist en gestreken en eten gemaakt, flink he! Heb dus voor 't moment geen spannende verhalen te vertellen. Tot gauw,
Celine

Tuesday, January 22, 2008

Week drie

Hello again,
Ondertussen zijn we hier ruim twee weken en alles begint zowat in zijn plooi te komen. We raken gewend aan het warme weer, we kijken niet meer op van het vele lawaai op straat en onze reukorganen worden niet meer zo geprikkeld door de uiteenlopende vaak minder aangename geuren die hier overal hangen. Ik voel me ook al wat zekerder als ik de straat oversteek, wat hier toch geen lachertje is omdat brommers vanuit elke onverwachte hoek plots op je af komen en ze hier, zoals in Engeland, langs de verkeerde kant van de baan rijden. In het ziekenhuis zijn we ondertussen al op drie afdelingen geweest. Vorige week stonden we op infectieziekten waar het echt een schrijnende situatie was. Elke dag stierf er wel een patient en ik denk dat niet veel mensen de dienst levend verlaten daar. We zouden oorspronkelijk twee weken daar blijven maar omdat het voor ons niet zo heel interssant was wilden we graag van dienst wisselen. Dat het niet zo nuttig is voor ons is omdat de dokters daar heel ongestructureerd te werk gaan. Ze doen hun zaalronde bijna elke dag met een andere arts waardoor ze telkens opnieuw hetzelfde verhaal moeten doen. Meestal is er geen geld voor verder onderzoek dus geven ze een behandeling en kijken of de patient verbetert of, wat meestal het geval is, verslechtert. Je zou denken dat ze dan in elk geval een uitgebreide anamnese en klinisch onderzoek zouden doen, maar dat gebeurt ook niet, of toch onvolledig en totaal zonder systematiek, dus het blijft meestal bij speculeren over de oorzaak van de klachten. Meestal zijn er een stuk of vier artsen samen aan het touren waarbij de oudste van de groep het woord neemt en zijn kennis, die al dan niet ter zake doet, tentoon spreidt, en waarbij de anderen instemmend knikken. Ik kan hen vaak ook niet verstaan omdat ze erg stil spreken en veel afkortingen gebruiken die wij niet kennen, dus ik heb vaak het gevoel dat ik er maar voor spek en bonen bij sta. Wel heb ik al een aantal interessante gevallen gezien zoals een tetanuspatient in volledige verkramping, wat bij ons nog zelden voorkomt. Hier is dat dagelijkse koek en het overkomt meestal de motorrijders, dus dat heeft ons overtuigd om nooit met die brommergatsen mee te rijden. Het is spijtig voor die jonge mannen maar ze kunnen hier weinig doen behalve de krampen wat onderdrukken en hen antilichamen geven. Intuberen doen ze hier niet want dan moeten ze naar intensieve zorgen en daar zijn maar vier bedden die ze liever vrijhouden voor andere gevallen, vraag mij niet waarom. Een andere reden waarom we niet zo enthousiast waren om op de dienst infectieziekten te blijven was omdat Eva een patient had met het vermoeden van Ebola-virus. Voor de niet-medici, dat is dus een levensbedreigend virus dat koorts en wat aspecifieke klachten zoals hoofdpijn, spierpijn en dergelijke geeft en uiteindelijk aanleiding geeft tot bloedingen uit al de gaten van het lichaam met in 50 tot 90 percent van de gevallen de dood tot gevolg. Het wordt overgedragen door lichamelijk contact en via de lichaamsvochten. Eva had dus een patient die langs alle kanten bloedde, ze was er gelukkig niet aangekomen. Bij ons zou een dergelijk vermoeden meteen aanleiding geven tot grote paniek en zouden in ieder geval alle maatregelen getroffen worden om verdere verspreiding tegen te gaan. Hier werd er eerst een half uur gedebateerd of ze de patient al dan niet zouden isoleren. Omdat hij niet uit zijn tandvlees bloedde (wat een argument is tegen Ebola) vond de supervisor het uiteindelijk niet nodig hem te isoleren en dus bleef die patient dan maar liggen. Sterker nog, omdat hij bijna dood was werd hij op de gang gelegd (dat doen ze hier met de stervenden, om ze uit het zicht te leggen van de andere patienten), zodat iedereen hem moest passeren. Als je tijdens de zaalronde plots een hels gekrijs en dramatisch geroep hoort vanuit de gang, weet je dat er weer een de geest gegeven heeft. Allez, het is te gek voor woorden wat wij hier allemaal zien. Momenteel sta ik op de dienst endocrinologie waar er, zoals bij ons, vooral diabetespatienten liggen. Alleen is hier geen verpleging die op regelmatige tijdstippen het suiker meet maar doet de arts dit zelf als het hem uitkomt. Dat leidt er uiteraard toe dat de mensen totaal ontregeld zijn en het glycemie-toestel vaak een onmeetbaar hoge waarde aangeeft. Ik heb ook al een paar afschuwelijk vieze voorbeelden gezien van diabetische voeten, waarbij de etter er uit spuit. De internisten doen hier trouwens de operaties zelf want de chirurgen komen blijkbaar niet graag. In de namiddag worden dus de dode stukken vlees weggesneden, zonder verdoving weliswaar, want de patienten voelen dat zogezegd toch niet door de zenuwschade die ze hebben opgelopen door hun suiker. Ik hoop voor hen in dit geval dat dit waar is. Het is dus wel erg spectaculair allemaal in het ziekenhuis maar echt leerrijk is het niet, medisch gesproken dan.

Wat onze vrije tijd betreft hebben we al heel wat gedaan ondertussen. Het eerste weekend, na ons nachtje stappen, zijn we naar een poepchic resort getrokken net buiten de stad. Dat ligt aan het meer en heeft een prachtig zwembad, waar wij, zoals het hoort voor Belgen, via een achterdeurtje gratis binnen geraakt zijn. We hebben daar de hele dag de muzungu uitgehangen en genoten van de zon en de bediening aan het zwembad. Het voorbije weekend zijn we iets actiever geweest en hebben we de weinige culturele bezienswaardigheden die Kampala te bieden heeft gaan bezoeken. Dat waren de Kasubi Tombs, de graftombe en vroegere woonst van de koning van Buganda, wat eigenlijk niet meer was dan een hut waarin een aantal speren tentoongesteld werden en een opgezette luipaard, die de koning ooit als huisdier had gehouden en die volgens de legende enkel naar hem wou luisteren en na zijn dood wild en agressief geworden is waardoor ze gedwongen waren hem af te maken en te balsemen. Helaas kan je het graf zelf niet zien want dat deel is niet toegankelijk voor niet-adelijken. Wat wel nog intrigerend was vond ik, is dat de afstammelingen van de vrouwen van de voormalige koning ( hij had er 84 ) nog steeds 1 maand per jaar, afwisselend, in de vertrekken van de tombe komen wonen. Die zag je daar dus rondlopen in hun kleurrijke gewaden. Verder hebben we een wandeling gemaakt naar de kathedraal van Namirembe, waar we bezweet en door de zon verbrand toekwamen. Daar was net een trouwdienst bezig dus we konden niet naar binnen, maar het kleurrijke volk dat er rondliep, en de als suikerpopjes uitgedoste kindertjes, maakten dat ruimschoots goed. De zondag dan gingen we naar Jinja, de tweede grootste stad van Uganda waar de oorsprong van de Nijl ligt en waar ook een aantal watervallen te bezichtigen zijn. Dat was wel de moeite, hoewel het redelijk wat voeten in de aarde had gehad om er te geraken en we dubbel de prijs betaald hebben voor ons vervoer en uitgelachen werden door heel de bus. Mijn humeur was dus tijdelijk wat vertoord, maar het deed zodanig deugd om eens uit de drukte en de uitlaatgassen van Kampala te zijn dat dit snel vergeten was. De natuur is hier echt fenomenaal mooi, de planten en bomen zijn hier zo groen en stevig en je ziet overal reusachtige vogels en kleurrijke vlinders. Na het bewonderen van de watervallen, die ik om eerlijk te zijn niet zo geweldig vond maar goed, wilden we een wandeling maken. Deze plaats is echter nogal toeristisch omdat veel kicksporters hier komen raften. Wij waren daar niet zo happig op, wat veel te maken heeft met het feit dat we gezien hebben hoe de ziekenhuizen er hier uitzien. Ik wil hier echt niet ziek worden, laat staan een bloedtransfusie nodig hebben ofzo. Enfin, wij dus op pad, alleen, want we hadden geen zin om een gids te betalen om ons dan te zeggen wanneer we foto’s moesten nemen, zoals het geval was geweest in de tombe. Al snel werd ons duidelijk dat dit misschien toch niet zo’n goed idee was want we werden overspoeld door kindertjes die kwamen aangerend vanuit hun hutjes, ons omsingelden en onze handen wilden pakken en met ons mee wilden. Erg schattig waren ze wel die kleine bolletjes met hun gescheurde vieze kleertjes en hun schaterlachjes. Maar we voelden ons toch niet zo op ons gemak en ik had de neiging mijn hand op mijn tas te houden zodat ze er toch zeker niet mee weg zouden zijn. Ze toonden ons de verschillende groenten die ze daar kweekten, die woorden kenden ze in het Engels: tomaat, koffiebonen, cassava, mais…Het was dus wel duidelijk dat ze het gewend waren daar toeristen over vloer te krijgen en ze waren vast veel sluwer dan hun lieve snoetjes te kennen gaven. Op het eind gaven we de oudste van de bende een centje en keerden we maar gauw terug. Het was een uur of vijf en er was geen matatu die richting Jinja reed, je kon enkel met de bodaboda’s. We hadden ons echter voorgenomen daar nier mee meet e gaan en wisten dus niet goed wat et e doen. Toen reed een minibusje voorbij, dat er uitzag als een matatu en ik deed hem stoppen. Er zaten vijf gesluierde vrouwen in van Oosterse afkomst met aan het stuur een neger die ons zei dat hij ons wel zou afzetten op de weg naar Jinja. De vrouwen bleken van Turkse origine te zijn en heel erg vriendelijk en geinteresseerd. Bleek dat zij eigenlijk ook op weg waren naar Kampala en we mochten mee tot daar, dus dat was een meevaller. De vrouwen stelden ons allerlei vragen over wat we hier kwamen doen, waar we vandaan waren en of we Turkije kenden. Ik moest helaas toegeven dat ik al in Istanbul geweest was en dat het mij niet zo goed bevallen was zoals enkel onder u wel zullen weten, omdat Bruno en ik daar nogal last hadden van het racisme. Ze beaamde dit inderdaad en namen het gelukkig niet persoonlijk. Als positief element zei ik dan dat ik erg van de Turkse keuken hield ( niet geheel zonder bijbedoelingen) en tot mijn grote vreugde nodigde ze ons prompt uit om eens bij hen te komen eten. Deze vrouwen hielden daar blijkbaar een schooltje open voor afrikaanse kindertjes van allerlei soort, kleur en religie. Best een nobel initiatief leek ons maar we konden niet goed achterhalen waarom ze precies naar Uganda gekomen waren. Ach ja, ik hoop alleen dat we inderdaad eens mogen komen eten, dat zou een welkome afwisseling zijn van het afrikaanse voedsel. We werden gedropt aan een Italiaans restaurant waar Rebecca al lovend over had gesproken maar dat wat uit de richting lag. Ideaal moment dus om ons eens lekker te verwennen met bekend, Europees
voedsel. Spaghetti carbonara heeft nog nooit zo goed gesmaakt en het ijsje proefde werkelijk italiaans, en ik ben nochthans wat gewend op dat vlak.
Zo en dan zijn we ongeveer aangekomen op vandaag. Ik hoop dat de reis zich op dezelfde aangename manier voortzet als ze bezig is. Volgend weekend gaan we een paar eilandjes op het Victoria meer bezoeken, dat schijnt paradijselijk te zijn. Ik kijk er al naar uit. En tenslotte moet ik nog vermelden dat we het heel goed doen met ons drietjes vind ik, nog geen echte spanningen gehad, op een klein incident rond het betalen van de wasvrouw na, maar dat verhaal doe ik wel een andere keer. Tot de volgende,
Celine

Tuesday, January 15, 2008

Ondertussen al een week verder

Hallo beste mensen,
Ik heb nog niet veel verder kunnen schrijven omdat, u raadt het al, het internet plat lag.
De eerste ochtend vertrokken we met een lege maag op zoek naar een telefoon om onze contactpersoon Susan te contacteren. We waren nogal verrast door de hitte en stonden waarschijnlijk erg onwennig en verdwaasd te kijken naar het drukke leven op straat. De straat waar onze wijk op uitkomt, Kira Road, is nl. een van de vele erg drukke banen waar voortdurend auto’s, matatu’s (taxi-minibusjes waar je met 14 personen in vervoerd word, en vaak met haken en ogen aan elkaar hangen), bodaboda’s (taxi-brommers), fietsers en voetgangers door elkaar rijden/lopen. We staken de straat over en werden al door de vele zwarten aangegaapt en aangesproken. Muzungu, muzungu, riepen ze, wat blanke betekent, en how are you?, met zo'n echt afrikaans accent. Op Kira Road zijn er allerlei kleurrijke kraampjes waar je zowat alles kan kopen van eten tot meubelen of steenkolen. We vroegen aan het eerste kraam waar we konden bellen. Gelukkig verstaan de meeste mensen hier Engels en ze verwees ons naar het kraam ernaast waar inderdaad tot onze grote verbazing zomaar uit het niets een telefoon stond. Toen we na veel proberen eindelijk Susan aan de lijn kregen stelde die voor meteen naar het ziekenhuis te komen voor een eerste kennismaking.
Wij vertrokken vol goede moed met de matatu naar het Mulago Hospital. Daar aangekomen voelden we aan dat we ons tempo naar omlaag moesten halen en dat we veel te snel erin wilden vliegen. De Afrikanen doen alles heeeel erg op ’t gemak: have a seat, how was your day today, vooral niets overhaasten is de boodschap. We kregen te horen dat we rond 8u30 ‘s ochtends zouden beginnen de dag erop.
Die namiddag maakten we kennis met de presis van de faculteit geneeskunde hier, Richard. Hij toonde ons de kantine waar we onze eerste afrikaanse maaltijd verorberden: fish and rice, voor iets meer dan een euro per persoon. Best te eten was het. Daarna gingen we dan ook met hem naar het winkelcentrum Garden City net buiten de stad. Dat was een beetje een tegenvaller want wij dachten dat hij ons de stad zou tonen maar bon, we moesten wel wat zaken kopen voor in onze flat dus dat kwam nog goed uit. Dat winkelcentrum was nogal vergelijkbaar met die van bij ons, en in de supermarkt hadden zowat alles wat wij ook hebben. Daarna bleef er niet veel tijd meer over om nog de stad in te trekken dus hebben we maar besloten gewoon thuis te blijven die avond en vroeg te gaan slapen om fris te zijn voor de stage de dag erop.

Mulago Hospital

Onze eerste dag in het ziekenhuis begon heel rustig. Je mag hier echt je geduld niet verliezen en niet zenuwachtig worden als je eens een half uurtje moet wachten op iemand. Susan bracht ons naar de dienst spoedgevallen waar we voorgesteld werden aan Dr. Musa, de arts van dienst. Daar was het wel een drukte van jewelste, de mensen staan aan te schuiven tot in de gangen en hebben meestal een hoop familieleden en een heel hebben en houden mee. Later begrepen we dat dat is omdat er hier geen verpleging is die de verzorging van de patient op zich neemt, enkel wat zusters ( in hilarische pakjes met opgespelde mini-hoedjes) die op de spoed de IV-lijnen steken en medicatie toedienen, als die er is. De patienten moeten dus zelf voor hun eten en drinken zorgen, hun beddengoed meebrengen, hun medicatie gaan halen, zich wassen etc. In de meeste gevallen is er dus iemand van de familie die mee op de dienst verblijft, op de vloer dan. Er zijn echter ook de sukkelaars die geen familielid meehebben en die dus ook geen eten of drinken hebben en in hun pis en kak blijven liggen als het ware.
Het was dus wel even oogjes opentrekken toen we daar toekwamen. Maar veel tijd voor verwondering en verschrikking was er niet want we werden meteen ingeschakeld in het werk. Dat ging zo: wij zien een patient (als die Engels kan), maken wat aantekeningen en bespreken die dan met Dr. Musa.
De mensen die daar op spoed binnenkomen zijn er meestal echt heel erg aan toe. Ofwel hebben ze AIDS en TBC en zijn ze op hun laatste beentjes aan het lopen, ofwel zijn ze half comateus met hoge koorts door malaria of meningitis, of ze hebben een of andere ernstige ziekte of een gezwel waar ze al jaren mee rondlopen omdat ze geen geld hebben om naar de dokter te gaan. Heel anders dus dan in Belgie waar ze meestal komen met wat vage hoofdpijn klachten of tandpijn. Ook de manier van werken is heel anders. Anamnese en klinisch onderzoek duren hier slechts enkele minuten en er wordt meteen een werkhypothese gesteld en een behandeling voorgesteld. Meestal is er geen geld voor verder onderzoek dus de werkelijke diagnose wordt in de meeste gevallen ook nooit achterhaald. De patient moet hier nl. zelf elk onderzoek dat gevraagd wordt meteen betalen en dat is dus meestal out of the question. Men doet het hier dus nogal met de natte vinger, trial and error. Koorts, buikpijn en overgeven...hup behandelen voor malaria. Hoest en pijn op de borts...hup TBC. Nekstijfheid...meningitis. Je hoeft hier dus ook maar enkele behandelingen te kennen, en die zijn dan nog heel verschillend van de guidelines die wij hanteren in Belgie. Meestal zijn er ook slechts enkele medicijnen voorradig dus het hangt ook hiervan af wat er voorgeschreven wordt. Is het ene antibioticum er niet, wel ja, dan maar het andere. Je moet hier echt roeien met de riemen die je hebt.
Die eerste dag was erg vermoeiend. Er komen voortdurend nieuwe mensen, je verstaat ze maar half en van de behandeling die ze krijgen snap je al helemaal niets. De werkdagen duren hier gelukkig maar tot +- 13uur dus dat valt wel mee.

Vrije tijd

De rest van de dag hebben we dus vrij en kunnen we genieten van de heerlijke zon die hier elke dag schijnt. Behalve vandaag dan. Gisteravond begin het plots heel hevig te onweren.
De voorbije dagen hebben we dan ook niet veel meer gedaan dan luieren, lezen en babbelen over de soms absurde situaties die we tegenkomen in het ziekenhuis.
Het eten hier is niet slecht maar wel erg eentonig. Op het menu staat rijst, poosho, een soort koek van maismeel, matooko, warme brij van smaakloze bananen, bonen, maniok, zoete aardappel, frieten, vis, kip of lever. Meestal krijg je een combinatie hiervan. Iets anders is er niet, of toch nog niet tegengekomen. Het is allemaal niet slecht maar erg zwaar, echt krachtvoer. Gelukkig zijn er ook veel Indische en Chinese restaurants waar er wel wat anders geserveerd wordt. Ik mis echter de verse groentjes wel erg, altijd platgekookte bonen en af en toe een tomaat is toch wat beperkt.
Na onze eerste stagedag gingen we de stad in. Met de matatu alweder, dat is hier de manier van verplaatsen. We werden gedropt in het centrum dat krioelt van de negerkes en allemaal overvolle kraampjes naast elkaar. Het geeft een nogal drukke en rommelige indruk en in die hitte was het nogal overweldigend allemaal. Ik moet wel zeggen dat de mensen u hier nogal met rust laten. Ze spreken u wel aan maar als je niet reageert laten ze het zo. Heel anders dan in Noord-Afrika waar je geen stap kan zetten of je hebt een leurder aan je been. Dat is hier echt heel aangenaam. In tegendeel, ze zijn hier zeer behulpzaam zonder daarvoor iets in de plaats te willen heb ik de indruk. Ik hoorde ook van een meisje dat we tegenkwamen in een bar dat ze de blanken hier graag zien. Het staat erg chic als je een blanke vriend hebt, schijnt het.
De vrijdagavond besloten we eens het nachtleven te verkennen in Kampala. We kwamen in een bar terecht die ons aangeraden werd door een Brugse vriend van Rebecca die hier in Kampala woont. Er was leuke muziek, R&B en wat afrikaanse nummers ertussen. Het bier kost hier 1 euro voor een halve liter dus dat viel ook goed mee. En wat later op de avond waagden we ons op de dansvloer waar ik dan ook niet meer vanaf gekomen ben tot we naar huis gingen, Rebecca en Eva hielden het dansen al gauw voor bekeken. Al snel werd ik aangesproken door een zwarte: I like the way you move your waist, zei die, en zijn vriendin kon er niet vanover dat ik kon dansen, een muzungu zijnde. Voor de rest bleef het bij een paar gapende blikken en enkele mannen die hun glas naar mij opheven als goedkeuring, (denk ik toch). Enfin, het was een geslaagde avond en een geruststelling dat je hier onder vrouwen rustig kunt uitgaan zonder lastig gevallen te worden.

Bon, ik ga het voorlopig hier bij houden. Het was erg lang ik weet het, maar ik dacht ik moet ervan profiteren dat het internet marcheert!
De volgende posts zullen korter zijn hoor, alhoewel in nog heel veel niet heb vertelt maar allez.
Hier zijn nog de blogs van mijn medereisgenootjes waar je ook de foto’s kan zien:
http://beckyuganda.blogspot.com
http://commentaar-eva.blogspot.com

Tot gauw,
Celine

Sunday, January 13, 2008

De eerste dagen in Kampala

Ik ben niet zo erg goed in het neerschrijven van mijn ervaringen, maar omdat het te lastig is om iedereen persoonlijk te mailen, heb ik toch maar beslist een blogje te maken. Ik beloof dat ik geregeld iets zal schrijven aan al wie het lezen wil.
Mijn eerste dagen in Uganda zijn inmiddelds voorbij en er zijn al heel wat dingen gebeurd waar ik over kan schrijven. Helaas lag het internet hier de voorbije dagen plat en vrees ik dat ik mijn eerste indrukken al niet meer zo correct zal kunnen verwoorden zoals ik ze ervaren heb, maar bon, ik doe mijn best.
Toen we hier toekwamen was het vooral erg heet, 24graden, terwijl het al 23uur 's avonds was. Gelukkig stond iemand ons op te wachten aan de luchthaven , die ons naar ons appartementje bracht. Dat was al een opluchting want net voor ons vertrek kreeg ik een mail van Susan, onze contactpersoon hier, dat ons verblijf niet in orde was omdat de guest house waar we zouden verblijven vol was. We komen rond 12 uur toe in ons flatje, waar nog twee andere meisjes uit Nederland zitten. Het flatje is nogal klein en zeer basic, maar proper en rustig gelegen, dus dat viel ons al erg mee. Minder rustig waren de twee Hollandse meiden die ons meteen overvielen met verhalen over de mensen, het eten, het ziekenhuis en dergelijke, terwijl wij eigenlijk zin hadden om na een lange tocht, rustig uit te pakken en ons bedje te maken. Bon, na tien minuten van geratel heb ik er toch tussen gekregen dat ik mij even wilde opfrissen en die hint hebben ze gesnapt.
Die eerste nacht sliep ik heel goed, best gezellig met ons drietjes in een kamer. Ik werd wel vroeg wakker van de mannen die met hun karren langskomen om maniok, zoete aardappelen en dergelijke te verkopen daarbij de buurt bijeen schreeuwen.
Ik vertel morgen verder, mijn tijd loopt hier af, tot gauw